„Het is tegenwoordig salonfähig om met een diepe frons en enig aplomb te poneren dat “gitaarmuziek” op zijn retour is. Alles is al gedaan, iets origineels brengen is onmogelijk. Pientere recyclage is de enige oplossing, de post-ironische knipoog als hoogst mogelijke vorm van creativiteit. Het lijkt soms heel aanlokkelijk om in dit fatalistische discours mee te gaan, zeker wanneer de zoveelste copy-cat weer hoge (hypegeile) ogen gooit. Gelukkig valt ons soms eens een schijfje in de schoot dat de indruk geeft dat het toch niet zo moeilijk is een frisse “gitaarplaat” af te leveren.
Aan de rafelige randen van het rockwereldje gebeuren soms de boeiendste dingen. Trupa Trupa komt uit het Poolse Gdànsk maar geeft veel van hun hippere en beter in de markt gezette Angelsaksische collega’s het nakijken, zeker als het aankomt op veelzijdigheid en experimenteerdrift. Elk nummer is een uitnodiging om het anders aan te pakken dan de vorige keer. Toch zit er nog enige lijn in dit albumpje. Voor Trupa Trupa is dat geen contradictie.
Niemand zal ontkennen dat er hier naar de grote voorgangers uit het verleden is geluisterd. Big Star waait voorbij op ‘Sacrifice’. ‘Give em’all’ kan zo op ‘And then nothing turned itself inside-out’ van Yo La Tengo. Over het algemeen slagen de heren er echter voorbeeldig in hun geheel eigen, mistroostige boompje op te zetten. Zodanig zelfs, dat onze typische neiging om met allerlei referenties te goochelen eventjes de kop wordt ingedrukt, zodat we gewoon kunnen genieten.
Al moeten we dat laatste wel met een emmertje zout nemen. ‘Headache’ is zwartgallig en distopisch. De productie is (bewust) rauw en wankel. Gretig wordt er met deprimerende topoi gestrooid: “Wasteland, wasteland in my arms / Wasteland, wasteland in my heart / Wasteland, wasteland, all I see” Op zichzelf staand, lijken de teksten (Engels met een klad Pools) primitief en primair. De muziek en de drammerige herhaling geven ze echter zin. Daardoor maakt dit kwartet het ons niet makkelijk. Na een paar luisterbeurten worden we echter dusdanig in hun grauwe universum getrokken, dat zoveel negativiteit ons toch positief stemt.
Dit is misschien geen opbeurende kost, maar wel urgent luistervoer, vuige meppen in ons communicantengezicht. Gammele gitaren kletteren op het kerkhof van de jeugd. De wall of sound walst over onze dromen als een bulldozer. Brokstukken zijn enkel nuttig om eens goed op te spuwen.
Guitars are on their way out? Wij hebben enige hoop dat dat niet zo is. Dat is ook het enige hoopvolle aan dit inktzwarte schijfje, deels opgenomen in een synagoge, deels in een verlaten machinefabriek. Het is zoeken naar catharis en verdwalen in desolaatheid. In de verte smeekt een stem: I just wanna die, hold me tight now.”